Dubieuze totstandkoming nieuwe pandhuiswet?

Hoe de wetgever, zonder de branche te willen betrekken een wetswijziging doorvoerde die gebaseerd was op aangetoond onjuiste gegevens en die de branche zo goed als de nek omdraaide… Een onbekend stukje geschiedenis.

Samenvatting,

Sinds enige jaren hebben pandjeshuizen het zwaar te verduren. Het imago heeft de traditionele lommerd in Nederland nooit mee gehad. Onbekend maakt immers onbemind en dat wat we te zien krijgen komt van sensatieprogramma’s op de commerciële omroepen. In realiteit zijn pandjeshuizen minder spannend maar voor veel mensen onmisbaar.
Pandjeshuizen voorzien immers in een specifieke behoefte, namelijk mensen die op korte termijn een relatief klein geldbedrag nodig hebben om een korte periode (bijvoorbeeld tot aan het volgende salaris) te overbruggen, van geld te voorzien.  Dit met als onderpand een waardevol goed (bijvoorbeeld een gouden ring), met het recht en niet de plicht, om dit goed weer van het pandjeshuis terug te kopen. Voor een lening van €100,- om boodschappen te doen, hoef je immers niet bij de bank aan te kloppen.

Tot enkele jaren geleden was de markt voor pandjeshuizen relatief ongereguleerd en bestond er veel concurrentie. Dankzij of wellicht ondanks die concurrentie ontstonden er enkele veel gebruikte rente percentages. Zo hanteerden vrijwel alle bekendere ketens ca. 20% rente van het geleende bedrag per maand en in veel gevallen een apart, lager percentage van gemiddeld rond de 5% per maand voor sieraden. Dit laatste aangezien het bij sieraden meestal om hogere bedragen gaat en een kleiner percentage dus eerder kostendekkend is. Een minderheid van de ondernemers hanteerde nog lagere rentepercentages, maar onderving dit bijvoorbeeld met vaste administratiekosten, hogere minimale beleenbedragen, of (in het geval van de enkele publieke stadsbanken van lening in Amsterdam en Den Haag) met belastinggeld.  Een winkel, personeelskosten en andere bedrijfskosten moeten immers ergens mee betaald worden.

In 2008 kwam een politieke bal aan het rollend door een uitzending van televisieprogramma Kassa, waarin aandacht werd besteed aan pandjeshuizen in Nederland. De toon van de uitzending was helder; het was een branche met woekerrentes en waar kwetsbare mensen werden uitgebuit.
PvdA politicus Hans Spekman kwam in de uitzending van Kassa aan het woord en deed de belofte een einde te maken aan die woekerpraktijken. Hij beloofde daarbij ook meer met publiek geld betaalde alternatieven, zoals de reeds bestaande Stadsbanken van Lening in Amsterdam en Den Haag. Die alternatieven zijn er nooit gekomen en zijn nooit een serieus politiek onderwerp geweest. De aanval op pandjeshuizen kwam er echter wel.
Er volgde een onderzoeksrapport naar pandjeshuizen in Nederland, geschreven door extern onderzoeksbureau Research voor Beleid (RvB). Een onderzoek dat vol zat met onjuistheden of onrealistische doelstellingen. Zo zouden ondernemingen die 20% rente hanteerden volgens de onderzoekers bijvoorbeeld iets meer dan 400% efficiënter moeten gaan werken. Want hoewel 9,5% rente volgens de onderzoekers het huidige “break even point” van die pandjeshuizen was; met 4,5% rente zouden die pandjeshuizen volgens de onderzoekers ook winstgevend moeten kunnen zijn…Wellicht dat menig manager graag het geheim van zo’n enorme “efficiëncy verbetering” van de onderzoekers van RvB zou willen horen!
Ondanks het feit dat het onderzoeksrapport nog meerdere van zulke voorbeelden kent, werd het klakkeloos overgenomen in een nieuw wetsvoorstel. Een wetsvoorstel dat enkele jaren later als hamerstuk door zowel de Eerste- als Tweede Kamer werd gehamerd. Respectievelijk de eerste dag voor en de eerste dag na het zomerreces van 2013. De branche is gedurende het gehele wetgevingsproces volledig buiten de deur gehouden. Op vragen werd niet gereageerd en met de aangetoonde onjuistheden in het onderzoek aan de basis van het wetsvoorstel werd niets gedaan.  En zelfs nadat het wetsvoorstel in werking trad, ging het treiteren door. Ditmaal was het de handhavende instantie, de ACM die plots de nieuwe wet op een onvoorzienbare manier interpreteerde, waardoor het tussentijds verlengen van bijna verlopen niet meer  op moment van verlenging mochten worden betaald door de klant. Op straffe van een boete van €200.000,-. Na vele maanden onzekerheid en onbegrip bij klanten heeft de rechter een streep door deze interpretatie van de ACM gehaald. Ironisch genoeg omdat de, door de ondersteuners van de wet zo geprezen gemeentelijke stadsbanken van lening,  door deze interpretatie in de problemen kwamen. Inmiddels hebben enkele pandjeshuizen de deuren moeten sluiten, personeel moeten ontslaan of noodgedwongen moeten stoppen met het aanbieden van de dienst om zich te kunnen richten op alleen de inkoop van goederen, met alle gevolgen voor mensen die geen permanent afscheid van een sieraad wil nemen, maar toch tijdelijk geld nodig hebben. Deze mensen zijn aangewezen op een steeds kleinere groep ondernemers, of op niet geregistreerde loansharks, met alle maatschappelijke gevolgen van dien. Een situatie waar de politiek al jaren geleden voor gewaarschuwd was…

Hier volgt een meer gedetailleerde uiteenzetting van de gebeurtenissen…

1-Fase voorafgaand aan het wetsvoorstel: politieke onwil om context in te zien?

Reeds in 2008 werd er in het TV programma “Kassa”, aandacht besteedt aan pandjeshuizen in Nederland. Een onderwerp waar het programma ook in de daarop volgende jaren nog enkele keren aandacht besteedde. In éen van de uitzendingen was het de heer Hans Spekman, tot voor kort voorzitter van de Partij van de Arbeid, die riep ‘de strijd aan te zullen gaan met de woekerrentes en uitbuitingspraktijken van particuliere pandhuizen’. Door deze (uiteraard politieke) uitspraken, werden enkele ondernemers op de particuliere pandhuismarkt geprikkeld om hierop te reageren, door de heer Spekman persoonlijk uit te nodigen om een kijkje te komen nemen in zo’n pandjeshuis. Dit om de politicus (of de politiek in het algemeen) te laten zien wat de handelingen, kosten en risico’s zijn die tegenover die zogenoemde “woekerrentes” staan. De middels E-mail gedane belofte van de heer Spekman om langs te komen is echter tot op de dag van vandaag niet ingewilligd.

Op aansturen van de heer Spekman kwam er een onderzoek naar de Nederlandse pandhuismarkt. De resultaten van dit onderzoek, dat werd uitgevoerd door Research voor Beleid (RvB), werden samengevat in een onderzoeksrapport getiteld “Pandhuizen in Nederland; Onderzoek naar markt en maximale vergoeding voor belening “(2009). In de periode na het verschijnen van het onderzoeksrapport is meerdere keren door de branche aangetoond dat dit onderzoek op aantoonbare onwaarheden en onvolledigheden is gebaseerd.

Zo bestond er van overheidswege een “Internetconsultatie periode” eind 2011, waar enkele grote spelers op de markt van de pandhuizen  waaronder van ondernemers dhr. A. van Limbergen en mevr. J. SmitHaak, bezwaren hadden geuit over het onderzoeksrapport.  Desondanks kwam er geen inhoudelijke reactie vanuit de politiek op de bezwaren (daterend van respectievelijk 3 en 4 augustus 2011), met betrekking tot aantoonbare onwaarheden in onderzoeksrapport. De enige conclusie die de politiek trok, was dat er “slechts enkele reacties waren gedurende de internetconsultatie periode en dat  er daarom geen reden was hier veel aandacht aan te besteden”, daarmee suggererend dat argumenten of constateringen pas geldig zijn bij frequente herhaling.
Los van de vraag of de “kleine hoeveelheid” reacties relevant waren, kan er wel geconstateerd worden dat er weinig reacties vanuit de branche waren tijdens de internetconsultatie  periode. De meest voor de hand liggende reden daarvoor  is het feit dat een merendeel van de ondernemers met een pandjeshuis simpelweg niet op de hoogte was van een op handen zijnde wetswijziging. Dit heeft vrij zeker te maken met het feit  dat de overheid slechts een kleine minderheid van de ondernemers had weten te bereiken.

2-Een branche in onwetendheid over op handen zijnde verandering

Dat de branche schijnbaar lastig te bereiken was, is iets wat ook éen van de drie onderzoekers van RvB, mevr. C.M. van Ommeren, had aangegeven en wat ook blijkt uit de enorm uiteenlopende schattingen die het onderzoeksteam doet over de branche. Zo schatten zij in hun onderzoeksrapport de totaalomzet van de particuliere pandhuizen op tussen de 7 en de 52,5 miljoen euro, Een factor 7,5 verschil! Ook door Jochem Smit,  contactpersoon van de uiteindelijke handhavende instantie, de Autoriteit Consument en Markt (ACM), werd te kennen gegeven dat het voor hen heel moeilijk was (en is)om de meeste pandjeshuizen te contacteren, zogezegd omdat vele van deze ondernemingen blijkbaar op verschillende manieren bij de Kamer Van Koophandel geregistreerd staan en niet specifiek als “pandjeshuis”.
Toch lijkt de motivatie van de overheid om betrokken spelers te benaderen ook te wensen over te laten. Zo bleek tijdens een telefoongesprek met diezelfde contactpersoon, dat de ACM, nadat de wet er al door was en er informatieformulieren naar pandjeshuizen werden gestuurd,  niet eens op de hoogte van het bestaan van één van de vier ondertekenaars van de officiële reactie vanuit de branche aan de politiek. Dat terwijl die informatie al maanden bij de overheid bekend was en zelfs met een simpele zoekopdracht op internet had kunnen worden gevonden.
Hoewel er op geen enkel moment inhoudelijk was ingegaan op de informatie vanuit de branche over onwaarheden in het onderzoeksrapport, volgde er al snel een wetsvoorstel dat de aanbevelingen van de onderzoekers vrijwel volledig overnam.

3-Periode van schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer en officiële reactie vanuit de branche op het wetsvoorstel.

Na het aanschrijven van enkele politici door een van de ondernemers  in de branche, de heer A. de Vries, werd door de VVD de schijn van interesse gewekt. Destijds Tweede  Kamerlid van de VVD Toine Manders verwees door naar zijn collega Ard van der Steur en deze verwees door naar Foort van Oosten, de woordvoerder van de VVD over dit onderwerp. Laatstgenoemde nodigde de heer De Vries begin februari 2013 uit voor een gesprek in den Haag. Helaas bleek de heer Van Oosten tijdens dat gesprek geen inhoudelijke kennis te hebben van het wetsvoorstel. Wel legde de heer Van Oosten uit dat de argumenten tegen (de basis van) het wetsvoorstel pas overtuigend zouden zijn als ondernemers op de pandhuismarkt verenigd zouden zijn als een soort branchevereniging.
Daarop is de heer De Vries de drie grootste spelers op de pandhuisbranche van dat moment gaan benaderen, te weten;  Goods4You, Cashconverters en Used Products (samen ca. 90% van het aantal particuliere pandjeshuizen) om met hen een gezamenlijke officiële reactie samen te stellen waarin nogmaals wordt gewezen op de vele onwaarheden in het onderzoeksrapport waarop het wetsvoorstel was gebaseerd. En om te wijzen op de potentiële negatieve gevolgen van de eventuele wetswijziging voor zowel de ondernemers als de consumenten die de nieuwe wet zou beogen te beschermen. Op 19 april 2013 werd deze gezamenlijke reactie gestuurd naar de Vaste Tweede Kamercommissie van Veiligheid en Justitie, waaronder het wetsvoorstel op dat moment viel. De enige reactie die hierop volgde was dat het stuk ‘goedgekeurd was om te kunnen worden gebruikt bij de behandeling van het wetsvoorstel’.

4-Een simpel hamerstuk in de Tweede Kamer, de laatste dag vóór het zomer reces.

Op 4 juli 2013 is het wetsvoorstel als hamerstuk door de tweede kamer geloodst, de laatste dag voor het reces. Enkele dagen daarvoor liet de heer Van Oosten van de VVD aan de heer De vries weten dat hij ondanks eerder getoond begrip voor de bezwaren van de branche de VVD zou adviseren om toch voor het wetsvoorstel te stemmen. Voor inhoudelijke uitleg van die beslissing, verwees hij door naar dezelfde memorie van toelichting ,die steunde op het aangetoond, ondeugdelijk onderzoeksrapport. Om daarbij nog te vermelden dat de Minister van Veiligheid & Justitie, destijds de heer Ivo Opstelten, had gezegd dat “Pandjeshuizen genoeg kunnen verdienen met de verkoop van niet opgehaalde/teruggekochte goederen”. Ook laatste pogingen om CDA, D66 en PVV middels E-mails (2-7-2013) te benaderen met betrekking tot het onderwerp hebben nooit enige reactie opgeleverd.

5-Een simpel hamerstuk in de Eerste Kamer, de eerste dag ná het zomer reces.

Op 4 juli 2013 is het wetsvoorstel zonder stemming door de Tweede Kamer gehamerd en op 5 juli begon het zomer reces. Al op 9 juli 2013 (2 dagen voor het Eerste Kamer reces!!!) heeft de Eerste Kamercommissie van Veiligheid en Justitie een blanco eindverslag uitgebracht waarin blijkbaar bepaald is dat het wetsvoorstel ook in de eerste kamer geen stemming behoefde, en dus ook in de Eerste Kamer een hamerstuk werd. Dit hameren gebeurde op 10 september 2013, de eerste dag na het reces. Op 28 juli 2013 heeft de heer De Vries (wederom)namens het merendeel van de branche, dertig leden van de eerste kamer gemaild, allen uit de Kamercommissies van Veiligheid & Justitie en Economische Zaken (waar het wetsvoorstel ook een tijd onder viel). Dit in een allerlaatste poging om hen te wijzen op hun juridische functie in het wetgevingsproces en een verzoek om inhoudelijk op onze bezwaren als branche in te gaan. Op geen enkele van deze dertig E-mails, volgde een inhoudelijke reactie…

6-Geen hulp  van nationale ombudsman ondanks aanwijzingen onrechtmatig overheidsoptreden.

Ook de Nationale Ombudsman bood geen hulp.  Na telefonisch contact en  E-mails van begin oktober 2013 bleek dat de Nationale Ombudsman geen bevoegdheid claimde te hebben aangezien het om een politiek besluit ging. Dat terwijl er, het politieke onderdeel daargelaten, keer op keer geen enkele inhoudelijke behandeling is geweest van de door de branche aangedragen gegevens en bezwaren. Een essentieel onderdeel van zorgvuldige afweging en behoorlijk bestuur zou toch op zijn minst hoor en wederhoor moeten zijn. Wanneer een volledige branche als gevolg van een wetswijziging in een aantoonbaar verliesgevende positie komt te verkeren, zonder dat die branche bij de totstandkoming van dat wetsvoorstel is betrokken, kan dat een duidelijke aanwijzing zijn dat er sprake is van onrechtmatig overheidsoptreden. Iets waarvoor ook jurisprudentie is en wat destijds ook door de heer De Vries in een E-mail van 8 oktober 2013 aan de Nationale Ombudsman was duidelijk gemaakt.

7- Geen interesse van de media.

Het negatieve imago en de relatieve onbekendheid van pandjeshuizen maakt het wellicht niet voor iedereen interessant om aandacht te besteden aan Pandjeshuizen als zijnde slachtoffers van onrechtmatig overheidsoptreden. Bladen als de Elsevier, het NRC, de Telegraaf en andere kranten en tijdschriften zijn door enkelen vanuit de branche aangeschreven, maar niemand had interesse. Ondernemers met een pandjeshuis die meewerkten aan het SBS6  TV programma “Ff geen cent te makken” hadden te kennen gegeven aan de regie dat zij graag op televisie een kort woord wilden houden over de op handen zijnde wetswijziging en de gevolgen voor hun voortbestaan, maar ook SBS6 liet weten geen politieke spreekbuis te willen zijn. Het ging immers om “entertainment”. Uiteindelijk werd alleen in alternatieve media aandacht besteed aan de gang van zaken rondom de wetswijziging. Zij hadden vooral oog voor het feit dat vuistpand als een eerlijkere vorm van lening dan een bancaire lening, door de overheid doelbewust wordt onderdrukt. Dat alternatieve vormen van bankieren (de 100% reserve bank bijvoorbeeld) door instanties als De Nederlandsche Bank worden onderdrukt is onlangs nog door de onderzoeksjournalisten van Follow The Money aangetoond, maar of daar in het geval van de pandhuiswet sprake van is blijft speculeren.

8-De nieuwe Pandhuiswet van kracht

Sinds 1 juli 2014 is de nieuwe Pandhuiswet van kracht.  Vanaf die datum waren alle pandjeshuizen verplicht om een beleentermijn van minimaal 2 maanden aan te bieden en mochten zij het eerste jaar een maximaal rentepercentage van 9% per maand op beleningen in rekening brengen, waarbij vanaf 1 juli 2015 het uiteindelijke maximum rentepercentage van 4,5% per maand zou ingaan, zonder het recht om afzonderlijke taxatie of administratiekosten in rekening te brengen. 4,5% per maand klinkt als heel veel voor wie rentepercentages van een bancaire lening gewend is.  Wanneer er bij verteld  wordt dat het gemiddelde beleenbedrag net onder de €80,- ligt en de looptijd per contract gemiddeld niet meer dan 2 maanden bedraagt, wordt duidelijker waarom veel ondernemers met een pandjeshuis tegen het wetsvoorstel waren. Een lening voor dergelijke lage bedragen afsluiten is dan niet meer rendabel. Iets wat de onderzoekers van RvB ook aangaven in hun onderzoeksrapport naar Pandjeshuizen. Zo constateerden zij dat de meeste pandjeshuizen 20% rente per maand rekenden en hun break-even point hadden bij 9,5% rente. Desalniettemin waren de onderzoekers van mening dat de introductie van een maximum rentepercentage van 4,5% kon worden gezien als een “prikkel tot efficiëncy verbetering”… Iets wat door de wetgever dus klakkeloos heeft overgenomen.

9-Eigen wetsinterpretatie door de ACM, het treiteren van de branche gaat door.

Zelfs nadat het wetsvoorstel in werking was getreden, kreeg de branche nog een onverwachte klap te voorduren. Ditmaal was het de handhavende instantie, de ACM die plots de nieuwe wet op een niet voorziene manier interpreteerde. Plots werd het verboden voor pandjeshuizen om de tussentijdse verlengkosten te aten betalen door de klant. U moet zich voorstellen dat de AFM bepaalt u de rente van uw hypotheek niet langer ieder maand hoeft te betalen, maar dat u dat pas hoeft te doen wanneer u uw huis heeft afbetaald (als u dat al van plan was). Heel fijn voor u, maar geen enkele bank zou dan nog onder dezelfde voorwaarden langlopende hypotheken afsluiten.
Voor niet weet wat met verlengen bedoelt wordt; wanneer de beleenperiode bijna is verstreken, en de klant het goed met rente zou moeten terugkopen maar dit niet kan, bieden de meeste pandjeshuizen de mogelijkheid om het contract te verlengen. Dan worden alleen de rente kosten voor de eerste/verstreken periode betaald, en krijgt de klant een nieuw contract dat verlengd is met eenzelfde periode als waar rente voor betaald  is.
Voor wie niet bekend is met die materie, zou deze interpretatie van de wet door de ACM begrijpelijk zijn. De nieuwe wet stelde immers dat de beleenkosten pas achteraf betaald moeten worden. Dit had de wetgever in de wet opgenomen om praktijken te voorkomen, waarbij een pandjeshuis dat bijvoorbeeld honderd euro uitleende, de rente over het uitgeleende bedrag van tevoren al inhield door bijvoorbeeld maar negentig van die honderd euro uit te betalen. Iets wat in enkele gevallen ook (helaas) gebeurde.
Aangezien er in de wet nergens over “verlengkosten” of  “herbelenen” wordt gesproken,  concludeerde de ACM dat verlengkosten onder de beleenkosten vielen en dus alleen achteraf betaald mochten worden. Verlengenkosten mochten dus niet meer tussentijds door de klant betaald worden. Pandjeshuizen die zich niet aan die regel hielden riskeerden een boete van maar liefst €200.000,-. Zo’n boete zou voor de meeste pandjeshuizen faillissement betekenen. Gevolg was dat een aantal pandjeshuizen de klanten niet langer het “recht” gaven om te verlengen, om zich in te kunnen dekken tegen gevallen waarbij een klant jarenlang kosteloos zou verlengen, om vervolgens na al die jaren te besluiten het goed toch niet op te halen. Waardoor het pandjeshuis blijft zitten met een kostenpost voor jarenlange opslag en een beleende goed dat in geval van bijvoorbeeld elektronica enorm in waarde zou zijn gedaald.
Er ontstond zo dus een zeer onduidelijke situatie, met name voor klanten. Want plots konden zij niet meer zoals voorheen tussentijds verlengen. Zelfs wanneer de klant het beleende goed zou herbelenen (in feite ophalen en opnieuw in onderpand leggen voor een nieuwe termijn) mocht absoluut niet met “gesloten portemonnee” van de ACM. Dit zou volgens ACM contactpersoon Jochem Smit zelfs fraude zijn. De klant moest dan daadwerkelijk het volledige ophaalbedrag inclusief rente betalen, om vervolgens het nieuwe beleenbedrag weer uitbetaald te krijgen. Dit terwijl verlengen of herbelenen er juist is voor  mensen die niet het volledige ophaalbedrag kunnen betalen. Een onwerkbare, onuitlegbare situatie.

Einde van Pandjeshuizen?

Na vele maanden onzekerheid en onbegrip bij klanten heeft de rechter onlangs een streep door deze interpretatie van de ACM gehaald. Ironisch genoeg omdat de, door de ondersteuners van de wet zo geprezen gemeentelijke stadsbanken van lening,  door deze interpretatie in de problemen kwamen. Op dat vlak is er voor pandjeshuizen nu wat rust, maar de situatie is flink veranderd.
Inmiddels hebben enkele pandjeshuizen de deuren moeten sluiten, personeel moeten ontslaan of hebben noodgedwongen moeten stoppen met het aanbieden van de dienst om zich te kunnen richten op alleen de inkoop van goederen, met alle gevolgen voor mensen die geen permanent afscheid van een sieraad wil nemen, maar toch tijdelijk geld nodig hebben. Deze mensen zijn aangewezen op een steeds kleinere groep ondernemers, of op niet geregistreerde loansharks, met alle negatieve maatschappelijke gevolgen van dien. Een situatie waar de politiek al jaren geleden voor gewaarschuwd was.
Betekent dit alles het einde van het pandjeshuis? In elk geval wel voor pandjeshuizen waar vooral kleine bedragen beleend worden. Het is door de nieuwe wet simpelweg onmogelijk gemaakt voor deze bedrijven om nog rendabel dergelijke lagere beleningen te kunnen afsluiten. Noodgedwongen zullen deze ondernemers zich moeten gaan richten op een hoger segment, waardoor de kans klein wordt dat de consument die belang heeft bij juist kleinere leningen, de kwetsbare groep, in die behoefte kunnen worden voorzien. En dat is ironisch, aangezien het wetsvoorstel juist deze kwetsbare groep beoogde te beschermen. Politici waren hier al jaren terug voor gewaarschuwd door ondernemers uit de branche, dus deze situatie was te voorkomen geweest.
Of het probleem ook nog te genezen is? Voor sommige bedrijven is dat al te laat, maar met een simpele wetsaanpassing kan het tij wellicht keren. Een voorbeeld van zo’n wetswijziging zoals ook al enkele jaren terug was voorgesteld door ondernemers aan de wetgever, betreft het recht voor pandjeshuizen om gemaakte administratiekosten in rekening te brengen. Om te voorkomen dat hier misbruik van gemaakt zou kunnen worden zou hier een wettelijk maximum aan gesteld kunnen worden, dat bijvoorbeeld gelijk staat aan de administratiekosten die justitie hanteert bij het uitdelen van verkeersboetes. Maar vooralsnog blijft dit slechts een idee…